Soms willen we iemand heel graag troosten. Niet door de pijn weg te nemen – dat kan in de meeste gevallen niet. Maar door er iets naast te zetten: steun. Er wordt niet voor niets zo vaak gegoogeld op ‘Hoe kan ik iemand troosten?’. We willen elkaar heel graag helpen, maar het is nog helemaal niet zo gemakkelijk hoe je iemand in rouw steunt. Met deze steuntalen en oefeningen hoop ik je handvatten te geven om op onderzoek te gaan – zowel als je degene bent die rouwt als wanneer je een rouwende vriend wil steunen.
Er zijn zoveel redenen waarom iemand steunen in rouw (en om steun vragen) lastig kan zijn: het maakt kwetsbaar; we zijn bang dat het ongemakkelijk wordt; we vinden dat we het zelf moeten kunnen; we slaan dicht; we vinden dat we iets anders zouden moeten willen.
Het goede nieuws is: we hoeven niet bij voorbaat te weten hoe we iemand kunnen steunen en – spoiler – ook niet hoe je zelf gesteund wil worden. Het belangrijkste is om in de arena te stappen en samen het proces aan te gaan. Daar zijn bepaalde vaardigheden bij die je daarbij kunnen helpen, namelijk zelfonderzoek doen, het voeren van open gesprekken, experimenteren en leren navigeren.
Zelfonderzoek
Toen mijn moeder dood ging had ik eigenlijk geen idee hoe ik mensen het liefst nabij wilde in zulk intens verdriet. In de vroege rouw werkte weinig, eerlijk gezegd. Het is belangrijk om te weten dat in (het begin van) rouw je lichaam in overlevingsstand kan zitten. Op zo’n moment is alle energie nodig om te overleven en is er nog weinig ruimte voor onderzoek en navigeren. Er is geen ruimte voor de vraag hoe steun er precies uit kan zien (mocht je meer willen weten over die overlevingsstand, dan kan ik je het boek The Body keeps the Score van Bessel van der Kolk van harte aanbevelen. Hierin leer je meer over hoe het lichaam op (extreme) stressomstandigheden reageert).
Maar naarmate de tijd vorderde kwam er weer ruimte. Mijn hart begon weer wat te openen om de steun binnen te laten. Het begon me op te vallen dat praten voor mij minder goed werkte (terwijl ik dol op woorden ben!). Het was alsof ik alles wel gezegd had wat er te zeggen viel over het verlies van mijn moeder, en hoe vaker ik mezelf in herhaling hoorde vallen, hoe troostelozer het allemaal voelde. Die herhalende woorden droegen alleen maar bij aan mijn gevoel aan machteloosheid. Het was verwarrend, ik had toch altijd zoveel aan praten met vrienden gehad? Ik vroeg me af: hoe ziet steun er dan nu uit voor mij?
Langzaam aan werd me helder wat die eerste maanden werkte: de boeken die op de mat vielen met lieve briefjes erin; de pan soep voor de deur; op de bank zitten met mijn hoofd in de schoot van een dierbare; een klusweekend met huisgenoten; mij mee nemen naar feestjes hoefde voor mij dan weer niet (hoewel de open uitnodigingen fijn waren); vrienden die boodschappen meenamen en voor me kookten. En het waren de nachtelijke wandelingen met vrienden als ik niet kon slapen die me het meest verbonden deden voelen.
Dat was het moment dat ik koffiedates uit mijn agenda schrapte.
Steun en rouw: de steuntalen
Er is een bekende theorie over de vijf liefdestalen van Gary Chapman waar hij in 1992 een boek over schreef. Chapman maakt onderscheid in de volgende vijf talen waarin mensen hun liefde voor elkaar uiten: 1 tijd en aandacht (quality time); 2 hulp (acts of service); 3 cadeaus geven en krijgen (gifts); 4 bevestigende woorden (words of affirmation); 5 lichamelijke aanraking (physical touch). Je blijkt een voorkeurs liefdestaal te hebben, en meerdere dialecten te spreken. Ook kan het verschillen in welke taal je liefde geeft en in welke taal je liefde ontvangt.
Wat nou als er ook zoiets bestaat voor steun, vroeg ik me af. Wat nou als er verschillende talen zijn waarin we steun ervaren? Als ik naar mezelf kijk, had ik dus niet zo’n behoefte om te praten over het verlies (5), en meer aan zorgzaamheid (2) en soms lichamelijke aanraking (6). Waar het me verraste dat ik niet zoveel had aan praten, was een andere verrassing dat ik zoveel had aan wandelen (3). De meer directe vorm van bezighouden met het verlies in de vorm van boeken en films (4) wilde ik heel graag, maar was voor mij moeilijker te vinden. Daarom ontroerde het mij denk ik ook zo als mensen mij een boek opstuurden, een nummer tipten, omdat ik het gevoel kreeg dat ze aan mij dachten en met me meeleefden.
Op dit moment kom ik tot de volgende 7 talen van steun (en klik op de steuntaal als je er meer over wil lezen!):
1 Aanwezigheid
Je hebt behoefte om tijd door te brengen met mensen die je rouw erkennen.
2 Praktische hulp en zorgzaamheid
Het helpt je als mensen je zien in de dagelijkse gang van zaken en je daarbij ondersteunen.
3 Iets ondernemen
Voor jou is het fijn om in beweging te komen of in beweging te blijven. Bijvoorbeeld samen wandelen.
4 Iets doen met het verlies
Het is steunend als mensen je helpen vorm geven aan je verlies door boeken en films die aansluiten te tippen of het doen van een ritueel.
5 Praten over het verlies
Het helpt je om over je verlies te delen en je gehoord te voelen.
6 Lichamelijke aanraking
Het is fijn om een knuffel of een aai te krijgen of je hoofd in iemands schoot te mogen laten rusten.
7 Ruimte geven
Weten dat iemand je – in liefde – de ruimte geeft die je nu in je rouw nodig hebt is voor jou belangrijk.
Hoe voel jij je gesteund?
Sta jij wel eens stil bij hoe jij je zelf gesteund voelt? En heb jij wel eens gesprekken met je dierbaren over de vraag hoe zij zich gesteund voelen? Deze vraag is een uitnodiging om je eigen steuntaal te onderzoeken en elkaars steuntaal te leren spreken. Een prachtige vraag om eens te stellen tijdens een etentje met vrienden.
Je kan doorvragen naar concrete momenten: wat voelde deze week steunend voor jou? Wanneer voelde jij je gesteund door iemand uit het gezelschap? Waar zou je meer van willen? En waar minder? Een paar handvatten die het gesprek nog vruchtbaarder maken:
Maak het concreet
Het helpt om het zo concreet mogelijk te maken en met voorbeelden te komen (als je me een mooi gedicht stuurt op de sterfdag voel ik me gezien; als je op de sterfdag gekookt hebt en mij het werk uit handen neemt heb ik het gevoel dat ik het niet alleen hoef te doen).
Wees specifiek
Voor de een is het fijn als je deze week boodschappen meeneemt en die voor de deur achterlaat. Voor de ander is juist het langskomen als je in de buurt bent fijn, en dan wat boodschappen meebrengen. Voor de een is bellen fijner, de ander heeft liever dat je een berichtje stuurt om in te checken. Bij inchecken is het behulpzaam om in je achterhoofd te houden dat iemand misschien niet de energie heeft om te reageren, dus dan is het fijn als je vanuit een plek kunt komen van ‘Ik ben hier, maar voel je niet verplicht te reageren’. Soms is het fijn als je dat ook even letterlijk zegt. Een ander weet dat wel en heeft dat weer niet nodig.
Behoeften zijn tijdsgebonden
‘Op dít moment heb ik je aanwezigheid nodig. Als ik ruimte nodig heb, zal ik het aangeven’.
Nu – meer dan tien jaar na mijn moeders dood – vind ik het heel fijn als iemand vraagt: goh, wat kookte jouw moeder nou graag? Of: denk je nog wel eens dat je haar ziet op straat? Praten over haar voelt nu juist weer heel bijzonder en alsof iemand me echt wil leren kennen. Behoeften voor steun in rouw veranderen dus met de tijd.
Laten we het normaliseren om gesprekken te voeren over behoeften en te vragen of wat we doen als behulpzaam wordt ervaren. Niet alleen omdat behoeften dus veranderen over tijd, maar ook omdat we het niet kunnen weten als we het er niet over hebben. We kunnen niet in elkaars hoofd kijken. Dus het helpt om regelmatig even in te checken bij elkaar.
Ruimte maken om te delen
Een hele mooie oefening is om elkaar – herhaaldelijk – de vraag te stellen: ‘Hoe voel jij je gesteund?’ Door de vraag vaker te stellen, komen we op nieuwe plekken in onszelf. Vaak zeggen we als eerste waar we het makkelijkst bij komen. Door de vraag herhaaldelijk te stellen, komen we op diepere lagen uit en verrassen we onszelf. Soms is iets misschien spannend om iets te delen. Dat kan je ook uitspreken: ‘Oei, dit voelt wat kwetsbaar. Geef me heel even de tijd om dit te voelen… Ja, ik wil het graag met je delen‘. Als luisteraar is het niet je taak om nu wat op te gaan lossen of advies te geven. Je bent aanwezig en hoeft alleen te luisteren. De eerste keer is dit misschien wat onwennig, maar veel mensen vinden het makkelijker om bij zichzelf te blijven als er niet meteen gereageerd wordt.
Hoe kan zoiets er concreet uitzien?
- Creëer een fijne plek waar je samen ongestoord kan zitten. Bepaal wie eerst gaat delen, en wie eerst gaat luisteren. In die 5 minuten mag de deler ongestoord praten over wat haar steunt. Misschien doe je af en toe je ogen even dicht, of leg je een hand op je hart.
- Zet een timer op 5 (of 10) minuten.
- Sluit alle twee een moment je ogen, merk op hoe je erbij zit, waar je adem is.
- De luisteraar begint met de vraag stellen: ‘Hoe voel jij je gesteund?’
- De deler haalt diep adem en begint te delen wat er in haar opkomt.
- Als het stil valt, mag je als luisteraar de vraag nog een keer stellen: ‘Hoe voel jij je gesteund?’
- De timer gaat.
- Laat het even stil worden. Misschien maak je even oogcontact, geef je elkaar een knuffel, of bedank elkaar voor het spreken en luisteren. Probeer niet te gaan kletsen.
- Dan draai je om, en mag de ander delen.
Met zulke deelsessies leer je elkaar steeds beter kennen. Alle twee maak je echt contact met jezelf, en met elkaar. Een leraar van mij zei eens: je kunt je alleen echt met elkaar verbinden als er bij alle twee iemand ‘thuis’ is. En deze oefening helpt daarbij.
Het Experiment: vragen om wat je nodig hebt
In het Engels noemen ze het ‘negotiating our needs‘, een soort onderhandelen dus. Het helpt om je behoeften delen te zien als een navigeerproces en niet als een taakje om in één keer af te vinken: het gaat over uitproberen, oefenen, experimenteren en navigeren. Gebaseerd op de Wheel of Consent wil ik je graag uitnodigen voor een mooi experiment waarin je elkaar gaat vragen om wat je nodig hebt en vervolgens gaat onderzoeken wat de ander te geven heeft – om het vervolgens ook te gaan doen.
- Bepaal wie gaat geven (de gever) en wie gaat ontvangen (de ontvanger).
- De gever vraagt: ‘Hoe wil jij gesteund worden voor 5 minuten?’
- De ontvanger neemt de tijd om te voelen: Wat zou nu heel fijn zijn om te ontvangen? Het is oké als je het niet meteen weet (misschien is dit voor het eerst dat iemand je die vraag stelt!).
- En stelt dan de vraag: ‘Wil jij ….?’
Wees zo concreet mogelijk. Vraag dus bijvoorbeeld: ‘Wil je mijn nek en schouders aanraken, met volle handen, stevig?’ - De gever neemt de tijd om te voelen: is dat iets wat ik nu te geven heb? Misschien is het een ‘ja!’, misschien voel je dat er nog wat aanpassingen nodig zijn:
‘Ja dat wil ik wel, over je trui heen.’
‘Nee, maar ik wil je nek wel zacht aanraken.’ - Neem de tijd om te onderzoeken wat voor jullie allebei werkt.
- Zet de timer op 5 min.
- Voel je vrij om ondertussen aanpassingen te doen en blijf afstemmen.
- De timer gaat af.
- Ontvanger: Dank je wel.
Gever: Graag gedaan. - Draai de rol van gever en ontvanger om.
Steun in rouw: de steuntalen als kaart
Om een ingang te creëren voor verschillende vormen van steun heb ik een leporellokaart gemaakt waarop alle steuntalen met prachtige illustraties staan. Een leporello kaart is een kaart met een zigzag vouw, waardoor je een harmonica ‘boekje’ krijgt. Er zijn 8 kanten met met de illustraties van de steuntalen en een leeg vlak waar je zelf een boodschap kan schrijven voor iemand in rouw die jij wil steunen.
Wil je meer? Ik kan je de volgende boeken van harte aanbevelen
The five love languages – Gary Chapman
The art of receiving and giving: the wheel of consent – Betty Martin en Robyn Dalzen
The body keeps the score – Bessel van der Kolk
Op de hoogte blijven? Volg mij dan op Instagram!
Tekst en concept door Babet te Winkel. Illustraties door Charlotte Kornet.